SCHMINKEN OP DE MARKT
Het aantal markthandelaren blijft maar dalen. In tien jaar tijd heeft 15 procent van de ondernemers er de brui aan gegeven. Dat zijn er zo’n kleine 2000, blijkt uit cijfers van de Kamer van Koophandel (KvK).
En wat opvalt: het zijn vooral marktkramen met producten als textiel, beddengoed, kleding, schoenen, horloges, bloemen/planten, tuinartikelen en tweedehandsgoederen die verdwijnen, de zogenoemde non-food. Op die manier lijkt de warenmarkt steeds meer een markt te worden met vooral voedingsmiddelen als kaas, brood, groenten, vis en noten.
Wel is het mogelijk dat achter één inschrijving bij de KvK een ondernemer met meerdere kramen zit. Dat de KvK minder inschrijvingen van markthandelaren ziet, betekent dus niet dat er navenant minder kramen zijn.
Ook marktonderzoeker GfK heeft cijfers waar de markt niet echt blij van zal worden. Op dit moment bezoekt een derde van de Nederlandse huishoudens weleens de markt om levensmiddelen te kopen. “Als je dat met vroeger vergelijkt: in 2012 ging het nog om 40 procent en in 2008 ging 47 procent van de huishoudens nog naar de markt”, aldus GfK. Mede dankzij corona is het bezoek de laatste jaren wat stabiel.
Het zijn overigens vooral ouderen die komen. Van de huidige bezoekers is bijna de helft 65-plusser, slechts 18 procent is onder de 30 jaar. “De grote uitdaging voor de straatmarkt is om te verjongen.”
Dat weten ze bijvoorbeeld op de markt in Zandvoort-Noord heel goed. “Verjongen is niet zo eenvoudig. De jongeren werken natuurlijk overdag”, zegt vishandelaar Peter Koelewijn. “Juist vanmiddag hebben we vergadering over het eventueel verlengen van de markt. Nu is die tot pakweg twee uur ’s middags, als we dat nu eens een paar uur verlengen, maak je het voor meer mensen – ook jongeren – mogelijk de markt te bezoeken.”
Diversiteit
De diversiteit van de markt is ook een aandachtspunt. Te veel non-food-marktkramen zijn de afgelopen jaren verdwenen. “Klanten die speciaal voor die kramen kwamen, mis je nu dus”, zegt Koelewijn.
Een trouwe klant van de markt in Zandvoort-Noord zegt het zo in het NOS Radio 1 Journaal: “Ik wil gewoon meer hutse-frutsel-kramen. Waar je gezellige dingen kunt kopen als bandjes, kraaltjes, dat soort dingetjes. Voor elk wat wils. Lekker een beetje ronddwalen. Dat zou deze markt nog veel mooier maken.”
Henk Achterhuis, die decennia lang voorzitter was van de brancheorganisatie CVAH (Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel) en tegenwoordig zelfstandig adviseur is, zegt dat de markt de komende jaren alles uit de kast moet halen om te blijven bestaan.
“Sinds 2020 krijgt de ambulante handel – net als de slager en bakker op de hoek – klap op klap. Eerst corona, toen de oorlog in Oekraïne gevolgd door torenhoge energielasten en alsmaar stijgende grondstofprijzen. Deze nachtmerrie is nog niet voorbij en de gevolgen voor het kleinbedrijf zullen wellicht desastreus zijn”, voorspelt Achterhuis.
“Met name de aanbieders in de non-food maken zware tijden door.” Die ondernemers hebben vooral last van internet en goedkope winkelketens als Action, Lidl en Primark. Achterhuis: “Wat er moet gebeuren? De ambulante handel moet in binnensteden gaan overleggen met partners als kleine detailhandel, horeca, cultuur, toerisme en overheid om tot een sterk blok te komen. Bijvoorbeeld: hoe zet je de binnenstad van Enschede op de kaart, om eens een voorbeeld te noemen. Anders kan over tien jaar de laatste het licht uitdoen.”
Toch optimisme
De huidige voorzitter van de CVAH, Louise Wesselius, is optimistischer: “Zeker na corona gaat het weer goed met de markt.” Zij ziet dat er een nieuwe generatie ondernemers opstaat die aandacht heeft voor vers eten en luxe food-producten.
Bron: vrij overgenomen van NOS.nl
Jeroen Schutijser (verslaggever Economie)